mardi 10 avril 2007

Plaat 2 en 3

Links een reuzekikvors, onder een slechts door een blauwe badmuts bedekte, onbevlekte dame. Als door een magneet aangetrokken zwemt 't beest naar de onbedekte Schoone. Zij, schier achteloos, beroert het water, roept, lokt 't beest - wel doet ze net alsof ze 't monster niet ziet... Blauw is de vrouw !


Waar speelt dit stuk zich af ? Maar van achter Rio tot aan voorbij Tokyo en van onder Soweso tot hoger dan Oslo.
Uit de rechterzijde van de Schone ontluikt een meander, die geen einde kent maar wel een begin en die alleen maar van rechts naar links kan worden geschreven - laten we deze kruizen, die alle de bladzijden van dit boek vullen zullen, de zegels van het Boek der Levenden noemen. De strakheid van Vrouwe stiptheid... onveranderlijk... onwankelbaar... stabiel... baken... haven... athenor... oven... uterus... Mater Deus.

De Matrijs.

Het grote vrije verlangen van de liefde, van de kikvors nu... zijn zucht doorwasemt gans het bassin... door vuur bewogen zwemt-ie haar richting uit... normaal... Mijheer Yang, net als vader Jacob bij Rachel, wil zo graag in de tenten van Mevrouw Yin verwijlen, en ach, de rest komt vanzelf wel in orde, als dàt maar goed is ! De juiste beweging... eeuwige beleving... enige beweging. Dan pas worden de woorden en lachen de leeuwen... springt 't water op tegen de rots... fluit de wind door de woestijn... bloesemt de Tuin... och God ! zoemen de bijtjes... spiegelt maan zich in meer... brult de draak. Dan pas. Niet eerder.

Want één wil altoos en eeuwig twéé zijn... waarom zou anders de aarde om de zon draaien... grondgegeven... zich ernaar akkorderen... en er gelijk de vruchten van plukken.

O ridders ! trek toch uw levende zwaarden !

Aucun commentaire: