mardi 10 avril 2007

Plaat 10 en 11

Een jong paar zondert zich af op de ark.

Zij : naar Rembrandt van R. Kijk hoe schalks zij hem toewuift en toelacht ! De nagels van haar teentjes heeft ze rood gelakt, de lieverd... O, het vuur wil ze wel aanwakkeren !

En hij ? Een Keltische prins. Houdt met de linkerhand de wereldspil vast en biedt haar een vaas vol heilig geurend kruid aan. Met zijn majesteit staat hij stipt op de lijn van het Principiële punt - in die navel verricht hij zijn wonderen. Die as zal hij zeker niet loslaten.
Verbluft nog beschouwt hij haar vullingen, verheffeningen en dalingen, mysterieus samenspel van edele, zachte krachten... engelenwerk. Zie hoe zij zich zonder valse schaamte aan hem overlevert, welk een preuve van grootse onbevangenheid, het feest der vrijheid, ontrolt zich voor zijn ontroerde ogen.

Hoe heet ze ? Hendrickje ? Saskia ? Bethsabee ? Venus ? Roosje ? Fonteine ? Een speld van goud houdt haar donkerblonde lokken bijeen, het moment van gezalfde vereniging is aangebroken, de voorhangsels worden door de man dicht geschoven. Twee willen tot in het uiterste van het uiterste één zijn.

Hier treedt pen terug, haar adem stokt.

Och ridders, rijg toch uw tenten !

Aucun commentaire: