mardi 10 avril 2007

Plaat 1


zoom op alle platen

Naar een personnage van Dario Fo. Laten we hem de Hansworst noemen, of de Magicien, de Spreekstalmeester, of El Expliquador.

Hij is het die van dit boek, van alle boeken, de taferelen doet ontrollen. Elke afbeelding van hem is stipt onmogelijk, maar uit zijn handen ontstaan de werelden zoals het licht uit het donker stamt. De zon is z'n hoofd en de maan z'n lief.


Of is het een Tao god, een wijze Chinees in westerse kleding gestoken ?

Hij staat op de bühne en presenteert er het hooggeachte publiek zijn stuk. Lijkt iemand die niet snel spuugt op een glaasje wijn, een vrolijkerd, die graag schatert van 't lachen. Z'n stropdas is trouwens bespikkeld met 11 witte stippen, het Nummer van de Nar en het Getal van Tao.

...Het boek gaat onder goede auspiciën open.


Zie hoe de benen van deze chinese clown op twee cetaceeën rusten, een vrouwtjes walvisachtige die haar kerel een standje geeft... Te zamen vormen zij de zuilen van dit boek. Het mannetje, de rechterzuil, is de goede liefde - 't vrouwtje links de zuil der strakheid. Zoals de Yang niet zijn kan zonder de Yin, zo kan de liefde niet zijn zonder striktheid, noch zou striktheid zich zonder een wenk van liefde kunnen handhaven. Aldus vormt er zich tussen hen in ...een middenzuil, die onzichtbaar is, waardoor de hemelse en de aardse invloeden zich optimaal doen gelden.

Dan drijven de wolken door het azuur, vallen de wateren, fluiten de vogeltjes en geuren de bloemen in het door een zomerbui verfriste gras onder de rappe voetstappen van de man en de vrouw die snel door de weide schrijden.

Plaat 2 en 3

Links een reuzekikvors, onder een slechts door een blauwe badmuts bedekte, onbevlekte dame. Als door een magneet aangetrokken zwemt 't beest naar de onbedekte Schoone. Zij, schier achteloos, beroert het water, roept, lokt 't beest - wel doet ze net alsof ze 't monster niet ziet... Blauw is de vrouw !


Waar speelt dit stuk zich af ? Maar van achter Rio tot aan voorbij Tokyo en van onder Soweso tot hoger dan Oslo.
Uit de rechterzijde van de Schone ontluikt een meander, die geen einde kent maar wel een begin en die alleen maar van rechts naar links kan worden geschreven - laten we deze kruizen, die alle de bladzijden van dit boek vullen zullen, de zegels van het Boek der Levenden noemen. De strakheid van Vrouwe stiptheid... onveranderlijk... onwankelbaar... stabiel... baken... haven... athenor... oven... uterus... Mater Deus.

De Matrijs.

Het grote vrije verlangen van de liefde, van de kikvors nu... zijn zucht doorwasemt gans het bassin... door vuur bewogen zwemt-ie haar richting uit... normaal... Mijheer Yang, net als vader Jacob bij Rachel, wil zo graag in de tenten van Mevrouw Yin verwijlen, en ach, de rest komt vanzelf wel in orde, als dàt maar goed is ! De juiste beweging... eeuwige beleving... enige beweging. Dan pas worden de woorden en lachen de leeuwen... springt 't water op tegen de rots... fluit de wind door de woestijn... bloesemt de Tuin... och God ! zoemen de bijtjes... spiegelt maan zich in meer... brult de draak. Dan pas. Niet eerder.

Want één wil altoos en eeuwig twéé zijn... waarom zou anders de aarde om de zon draaien... grondgegeven... zich ernaar akkorderen... en er gelijk de vruchten van plukken.

O ridders ! trek toch uw levende zwaarden !

Plaat 4

De offrande van de vrouw doet de kikvorst versteld staan. Wat ? Hij ?! Object van liefde ? Van onbaatzuchtige, ernstige liefde ? Een mirakel..!
Haar lippen tuiten naar hem, hoe is het mogelijk in hemelsnaam... De kikvorst siddert. Kuis sluit de Schoone haar ogen als het groene gedrocht haar mond nadert. In volle overgave en groots vertrouwen heft zij haar kin naar hem op. Het monster dat geen monster meer wil zijn grijpt de kans van zijn leven aan - via haar ogen valt er voor het eerst een straaltje licht in de kelders van zijn duistere ziel. En zie : hop ! het gedrocht verandert in een prins, de kikvors wordt tot vorst...

Zij heeft hem immers vanaf het begin niet anders als zo gezien !
Duizelingen... vlinders van opwinding wellen bij hem op... een oude huid valt in duigen... onder het ondier, een Sire !

Hij zelf nog het meest perpleks.

O, nieuwe, frisse wind stroomt z'n hart in... nieuwe gestes ontstaan... nieuwe, eerlijke woorden ! Een kracht nog nooit ervaren !

Einde eenzaamheid. Wie ben ik ? Ik is een ander, de enige echte. Verwondering... transformatie... de kikker heeft zich in de goede richting gekatapulteerd. Zeker, de weg is nog lang en onvermijdelijk zullen er valstrikken, hinderlagen en valkuilen opduiken, maar goed begin is half gewin. Ongetwijfeld, het gaat niet vanzelf, zullen bloed, zweet en tranen vloeien... maar nooit meer zal hij zijn metamorfose nog kunnen loochenen.

Och ridders, scherp toch uw lijfen en uw pijlen !

Plaat 5

Voici, de fiere kus in close-up.

Een kus valt uit de lucht, een zoen welt op uit het water. Heel de vrouw, gans haar ademstoot, is voortzetting, gejuich der hemellichamen en aardse afgronden, kroon op de zin van hun zijn. Uit de navel van de vrouw ontspringen de tienduizend wezens die er zijn.
Tao glimlacht achter haar gesloten wimpers en doet zijn werk. Punt, pool van geluk, genot en lusten - onzichtbaar, sprakeloos, vormloos, ruimte- en tijdloos. Het is haar offrande aan dit Stille punt die voor de kikvors alles opnieuw nieuw maakt. Zij ja, zij is het die zich niet van de wijs laat brengen... onwankelbaar... niet gestoord door kinderachtige belemmeringen... noch door zelfhaat. Haar vrijmoedigheid... de kunst daartoe... die hogere kunst verwarmt de zon en verblijdt de maan, voert de glimlach der dolfijnen aan en maakt de kikvors tot vorst.

Een twee drie tienduizend nieuwe dimensies bieden zich de held aan en verwijden tot in het uiterste geheel zijn wezen. De onbevangen zoen brengt hem op zijn plaats van bestemming. De vrouw ? Een universum voorsprong... Voor Dame Yin moet Sir Yang zich buigen, sterven, want is het niet reeds eerder gezegd : indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf, maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort...

Och ridders, verhef toch uw vaandels !

Plaat 6

Vrouwe Eva evenwel, zolang zij niet gezien wordt, voelt zich wanschapen - zij ook immers heeft de zon van Adam nodig om totaal te kunnen zijn.
En kijk hoe vol ootmoed de ex-kikvors z'n ogen toedoet, en alle Tronen, Majesteiten en Heerlijkheden samen met hem - en zie hoe de vrouw tot het laatste moment toe haar blik strak op hem gericht houdt. Test ze hem ? Wild wapperen en klapperen haar lokken in de razende nacht... een as ergens kantelt... zie, een prinses wordt ons geboren - hij heeft haar immers van het begin af aan niet anders als zodanig gezien !
En de prins, hij gordt zijn degen aan zijn dij. O gij held, uw majesteit en uw luister, ja uw luister ! rijd voorspoedig uit en regeer voor de zaak van liefde, uw rechterhand zal u wonderlijk leiden !

Altoos en eeuwig waneer twee zielen elkander vinden jubelen de hemelen en juichen de aardediepten, slingeren de aapjes dubbeldwars dronken door de bomen en hoort men de schreeuw der druiveranken galmen en dreunen over de velden en de heuvelen.

Altijd als Lady Yin en Sir Yang het vuur doen vonken sidderen de sterren, zwalpen de baren, wellen de bronnen. Zingen de zwanen en kirt 't borelinske in de kribbe.

Waar speelt dit stuk zich af ? Maar tot verder dan de hemel en dieper dan de aarde, van achter Acapulco tot voorbij Borneo en van lager dan Losetho tot hoger dan Venlo of Hengelo.

Och ridders, sluit toch uw helmen en hef uw lansen !

Plaat 7

Het heerlijke onvermijdelijke heeft plaats gevonden, de magie, de feeërie kan aanvangen, bijvoorbeeld hier aan de rand van de oude oceaan die wel meer dat appeltje heeft geschild. Met een dolle Bobbie erbij, uitgelaten rent-ie langs de vloedlijn, op de spits van een tsunami snelt-ie voort.
De man en de vrouw duchten niets meer, hun lichamen hebben zij nedergelegd daar waar zee samensmelt met zon, verankerd voortaan in dat raadselachtige, vormloze en onuitbeeldbare punt van waaruit alles opwelt, stroomt, bloeit en geurt.

Hoe laat is het ? Noen ?
Hun fietsen liggen in het zand, tegen de duinen. Voor de meesters van de overwinning staat zon in 't zenit, ruisen de baren. Een stelletje kluten waadt door een ebgeul. Meeuwen schreeuwen en vliegen in lange rijen af en aan over de glanzende blonde zandbulten ; eventjes wolkt er de geur van verhit hars dwars door de lucht. Aan de kim verschijnt een vissersboot met alle zeilen bij.


Of is 't het schip van de Vliegende Hollander ? Is de maledictie dan werkelijk verbroken, zoals hier en daar al wordt gefluisterd ?


Maar natuurlijk ligt die vervloeking in brokken, is kaputt, kaduuk, knocked-up. Een as is definitief gekanteld. Een oude slang werd verbrijzeld.


Och ridders, span toch uw bogen en schiet uw pijlen !

Plaat 8 en 9

Een beer, primordiaal symbool voor de vorst in zijn hoedanigheid van absolute verdediger der heilige doctrine.

Is dit de eerste ochtend van de wereld ?


Gulpen helder water gutsen van boven naar beneden, rotsstenen begroeten dageraad's eerste strelende lichtstralen ; zo men wil kan men het water over de keien horen donderen en de geur opzuigen van sprankelende sparrewouden alom. Is dit de eerste ochtend van de wereld die komt ?Een Adonis verschijnt aan de horizon.

Bij elk zielsverbond schept Adam Eva, daar ligt de kern van de hele zaak. Opgetogen heft-ie z'n duim op, z'n grote verlangen is bewaarheid, ja, de ribbe van zijn ziel en lichaam is tot vlees geworden, voor hèm ! Mirakel...

Zij vervult gans zijn hoop, ja ze is nog onuitsprekelijker dan hij de waanzin had gehad in zijn stoutste verwachtingen te dromen. In goud gehuld baant zij zich een weg, naar hem, met opgeheven hoofd, onbeducht, fier en rank, kroon van stille pracht. Zo wil 't. Zo is het. Zo gaat 't.

De grizzly kijkt goedkeurend toe, het is zijn taak de sapientia integraal te beschermen, want - dat weet hij zeker - wordt dat Principiële punt eenmaal gerespecteerd dan komt de rest vanzelf wel goed, met een beetje geduld. Daar huist juist het geheim van de smid, c'est là le secret de la messe !

Och ridders, geef uw rossen toch de sporen !

Plaat 10 en 11

Een jong paar zondert zich af op de ark.

Zij : naar Rembrandt van R. Kijk hoe schalks zij hem toewuift en toelacht ! De nagels van haar teentjes heeft ze rood gelakt, de lieverd... O, het vuur wil ze wel aanwakkeren !

En hij ? Een Keltische prins. Houdt met de linkerhand de wereldspil vast en biedt haar een vaas vol heilig geurend kruid aan. Met zijn majesteit staat hij stipt op de lijn van het Principiële punt - in die navel verricht hij zijn wonderen. Die as zal hij zeker niet loslaten.
Verbluft nog beschouwt hij haar vullingen, verheffeningen en dalingen, mysterieus samenspel van edele, zachte krachten... engelenwerk. Zie hoe zij zich zonder valse schaamte aan hem overlevert, welk een preuve van grootse onbevangenheid, het feest der vrijheid, ontrolt zich voor zijn ontroerde ogen.

Hoe heet ze ? Hendrickje ? Saskia ? Bethsabee ? Venus ? Roosje ? Fonteine ? Een speld van goud houdt haar donkerblonde lokken bijeen, het moment van gezalfde vereniging is aangebroken, de voorhangsels worden door de man dicht geschoven. Twee willen tot in het uiterste van het uiterste één zijn.

Hier treedt pen terug, haar adem stokt.

Och ridders, rijg toch uw tenten !

Plaat 12 en 13

Het jonge paar aanschouwt het Ongehoorde aan de kim, onder het oog van een verscheurend dier waarvan gesproken is dat het zich op zekere dag zal nederleggen bij het bokske.
In stille verwondering aanschouwen zij het spel der lijnen vloeien en gloeien in de lucht, een teken reeds door de oude Kelten gesteld, een poging tot uitbeelding van het Onuitbeeldbare, dat aan alles voorafgaat en waar alles weer naar toesnelt - en sindsdien nooit meer vergeten is.

Als een inktvis wisselt de stralende ineenstrengeling telkens van kleuren en golven er in concentrische cirkels klanken uit die naar hemelse uren geuren. De feeërie kan van wal steken, de zon staat op noen en zal niet meer neigen ter kimme, de vervloeking is verbroken, andere, nieuwe uren en vuren vangen aan, een oude poort wordt wijd opengetrokken. De vervloeking is verbroken.

Het is de hand van de man die, via haar, de paradijsachtige tonen te voorschijn tokkelt ; samen brengen zij het wonder tot wording. Hé ! het is gewoon niet anders, vraag 't de olifanten, de krokodillen en de konijntjes, raadpleeg de zwaluwen, ga te rade bij de walvissen en de everzwijnen - zij immers zullen niet liegen !

Ach ridderbroeders, licht toch uw bekers en zwaai uw banieren !

Plaat 14 en 15

Zicht op het principiële spel tussen rond en vierkant ; links concreet in vlees en bloed, hier onder abstract-geometrisch.

De cirkel staat aan het begin en behoort 't mannelijke toe ; het vierkant is de uitwas van wat in kiem bij het rond aanwezig was en tot uiting gekomen is, eigen der vrouw. Rond is de goedertierenheid, rechthoekig is de rechtmatigheid : te zamen brengen zij het zijn tot stand en de sterren tot schitteren.

Het vierkant verbeeldt de aarde - het rond de hemel.

Het vierkant is het gelukkige resultaat van rond's kiemen ...tot wasdom gekomen. De gehele schepping hangt aan dit principe vast. Wanneer die twee in het geheim der minne samensmelten, ontspruiten de tienduizend wezens die er zijn, te beginnen met vadertje tijd en moeder ruimte. Het zijn steunt op dit suprème punt : de werelden die er bestaan staan loodrecht op deze meta-kosmische Echt, hecht en wel, onverstoorbaar, altoos en eeuwig.
Spreek de wolken aan en zo zullen zij u antwoorden...

De vrouw links, Ruth ? Esther ? Myriam ? Margaretha, Johanna, Annemiek ? hult zich met transparent zwarte zijde, 'n forse diamant in haar linker oorlelletje. De man blikt ze, zoals 't 'n vorstin betaamt, vorsend aan ; al haar trekken verraden onbeschroomd zelfbewustzijn, weerspiegelen helderheid van gemoed en geest, spreken van weelde en scherpzinnigheid in levende lijve. Haar hals ? Toren uit het huis Israël's, rijst hoog op naar de hemel en verbindt gracieus met de aardediepten.

Hij ? Ziet eruit als een mediterrane uitvreter, lacht al zijn tanden bloot, is doodgelukkig, kan het wonder nog steeds niet helemaal vatten, schuchtere jongen... Zijn ziel en zaligheid hier voor hem ? Mirakel... Ontroerd drukt hij haar tederlijk tegen zich aan...

Och ridders, schal toch uw hoornen en uw trompetten !

Plaat 16 en 17


Een zandloper ? tamboer ? graalbeker ?

De ridder verdedigt een heilige zaak, staat en vecht in het teken van de min. Meester van de overwinning heft hij zijn stralende houwdegen, o ! zijn bijlen zijn scherp geslepen ! De Leviathan biedt de held z'n achterzijde en de Behemoth zijn lendenen, draken braken heerlijke vuren die uren en uren duren...
De Mogendheden, Heerschappijen en Openbaarders staan voor hem, achter hem, naast hem, onder en boven hem, de vorst ex-kikvors bevindt zich in het hartje van de waarheid, midden in de roos.


De twee bekerhelften vloeien voort uit het middenrond - zo kunnen zij met hun schalen de aardse en hemelse invloeden opvangen en het nectar zonder mate opdrinken. Zo goed en kwaad als het gaat verbeeldt dit centrale wiel het onuitbeeldbare universele verlangen van de amoureuse wil, het oneindige punt van waaruit alles ontspringt en waarin alles weer terugkeert, tijd en ruim om te beginnen. Men ondervrage hen : zo zullen zij antwoorden...


In de bovenhelft van het uurglas heerst de hemel, beneden huist de aarde. De aarde ontvangt de korrel, het sperma, de tijd die van boven naar beneden glijdt. In het begin schier onmerkbaar, op het laatst sneller en sneller. Wil men de tijd opnieuw inzetten dient het glas om te worden gedraaid - en het is de nieuwe tijd !
Een tik van je vinger op de tamboer en alle klanken schieten los, begint een nieuwe harmonie. Een pas van jou, en het is de opmars der nieuwe mensen - zegetocht. Je hoofd draait : de nieuwe liefde ! Je hoofd draait zich om - de nieuwe liefde !



Och ridderbroeders, slinger toch uw knotsen !

Plaat 18

Twee mensen vormen een troon, vier handen een zetel. De Aarde tolt in warrelende ruimte, Tao glundert.

Evocatie van het ellenbogenkruis ?
Omslag van het Boek der Boeken ?
Illustratie van de diepe waarheid die aan de oppervlakte ligt ?
De roman van de Aarde ?"In het begin, in principio, was het paradijs rond en woonde er reeds een echtpaar ; na ellenlange reeksen millennia van uitdrijving, zondvloed, tegenspoed, rampspoed, labyrinten en impasses bewerkstelligen te zamen het vierkante nieuwe Jerusalem met fundamenten en muren van diamant bezet met edelstenen", zo zou in één zin het hele verhaal geresumeerd kunnen worden. Ulysse keert terug bij zijn lief en herstelt de goede orde in zijn paleis, een epos van miljoenen, miljarden pagina's... iedereen die er is, was of zal zijn staat erin... iedereen een hoofdstuk... rol in het hele eindeloze gebeuren... surprises... stupefacties... duizelingen... bedwelmingen...

Het Boek hangt in een zachte vuurgloed, de Aarde tolt rustig door, de vier handen vormen een vaste en veilige troon, het rond brengt trouw 'n wolkig fruitig vierkant voort, een onstuimig bruidsboeket dat met z'n geuren gans het folio doordringt.

De twee meesters van de overwinning strekken hun gemoed uit in het geheim van de zotte minnelust, niets hebben zij nog te vrezen, ja zelfs staan ze los van leven en dood, zijn ze definitief elders... lachen om tijd en ruimte... hebben zich in de eeuwigheid geworpen.

Och ridders, spuuw toch uw spiesen !

Plaat 19

Een vrouw en een man dansen door het ruim, verlost van eeuwenoude, obsolete belemmeringen - zijn zelfs in staat hun hoofd zonder moeite uit hun nek te trekken, alles is immers voor hen mogelijk geworden ! Hun radicale identificatie met het Suprème verschaft hen vleugels van totale vrijheid, gelijkvormig aan het Principe... Een oud juk is hen ontnomen, wat draken in het fluo gras zwiepen met hun staarten, zee smult van zon, spat dronken op, zon geniet van water en verveelvoudigt uit pure overlopende vreugde z'n stralenkrans.
- Wat ?
- Zij is teruggevonden, de eeuwigheid !

Waar ?
Maar van Miami tot Nagasaki en van Helsinki tot onder Nairobi. Alles kan het paar van nu af aan mogelijk maken, voor hen geen grenzen meer, het punt van ???? steunt, stuurt en stuwt hen onstuitbaar voort, alle de poorten voor hen ontsluiten zich, de elementen en de woorden verzamelen zich in hen, met de Majesteiten, de Heerlijkheden en de Heerschappijen en zingen 't uit.
Twee worden vier... een spiraal vangt aan... een vortex wordt ontvouwd... toch een happy end... zoals van begin af aan beloofd... woord gehouden door de eeuwen en de eeuwen heen... trouw door de uitrekking der tijden vastgehouden... onwankelbaar.

- Wat ?
- Zij is teruggevonden, de eeuwigheid !

Och ridders, werp toch uw speren !

Plaat 20

In het midden van het vierkant geeft rond opdracht de vier windstreken en zes richtingen met zijn vuur, adem en ziel te vullen - leert dit Keltisch heilig teken, aan te treffen op megalithische grafmonumenten verspreid over geheel Europa.

Tint : wit-grijs, kleur van de Opstanding, volgens iconografische traditie.


Variatie op het vorige ellenbogenkruis : de waarheid immers onder al haar gedaanten en verschijningen is immer één. Wij veranderen, zij niet.

- Wat ? De Waarheid ?

- Ja, de waarheid, zij is teruggevonden, zij is nooit weggeweest... kan ze ook niet... wij waren weg... ver van haar vandaan doolden wij in de bolgen... waren wij op het laatst waarempel onszelf kwijt geraakt ! Maar in haar vonden wij ons terug... lang geleden dichtgemetselde vensters laten nieuw, ander licht door... iets nieuws... iets moois... iets totaals ! Geen kaduuke grenzen meer... een veld van onbeschroomde vrijheid vouwt zich voor ons open... een kracht sinds de uitdrijving uit de Hof der Feestelijke Gedachten niet meer op gang gebracht.

Och ridders, trek toch uw kattepullen !

Plaat 21

Houtskool, Oostindische inkt, Pentex.

Uit het rond welt ongebreideld en ontoombaar wit en zwart op, pluspunt en minpunt, het Punt van Minne - hier vlieden wolken, zingt zon, danst maan en huppelen de sterren. Loopt de mens.
Wat ? De mens ?

- Hij is terugevonden ! Aan zijn zijde, uit zijn zijde, een vrouw, zijn Sulamiet, voor haar composeert en zingt hij zijn Hooglied, tokkelt hij op de snaren, danst verrukt door de uren, die geen uren meer zijn maar zachte vuren die uren en uren duren, opwellen en over de velden en door de steden stromen.

Madame geeft haar Adam haar arm, wolken vlinders begeleiden hun vaart. Als een brede bergstroom vlieden zij door het ruim, en elke sekonde herhaalt zich nog inniger... zo willen wij leven... in een tijd in een sekonde... die zonder ooit met stromen te stoppen... zich dieper en dieper uitholt in een ronde... alsof de eeuwigheid zich eindeloos ontplooit... in het hart van één moment... défilé van een onschuldig elders... de tijd vastgelegd... en zich ieder moment toch uitstrekkend... paradoxale magie voor ons levenden.

Ach ridderbroeders, vuur toch uw vuurballen !

Plaat 22

'S man's onstuimigheid ...bedwongen door de bezonnenheid van de vrouw, de Muse, Venus. Zijn zin gezuiverd door haar vrije wil, daar komt 't hele verhaal op neer... Zijn dolle streven via haar matrijs vorm en leven gegeven.

Hoe laat het is ?

Maar het is precies midden in 't uur van noen... ergens tussen 't genot van zon en maan... een leger cicades doorboort de wolken... boven kastanjes uit steen zelf druipt. Op de tonen van een fluit, verlegen maar ferm, wakkeren Dame Maan en Sire Zon de minnedrift tot 't uiterste aan... fluit alleen begeleidt hen... en wind waait de sluiers op... verrukte engelen aanschouwen noen's lusten... en nog een beetje meer glijdt de aarde in de zevende hemel naar de verzen van het finale gedicht.


Waar zelfs in de winter lente altijd zomer in de herfst is.

Waarom moet pen dit toch allemaal opschrijven ?

Och ridders, klap toch uw zwepen !

Plaat 23

Naar Pablo P., één der weinigen die het zoete geheim doorhad, praktiseerde, opluisterde met talloze sprekende voorbeelden z'n hele leven lang. Eerbewijs aan de meester.


Waar en wanneer speelt deze picasso-reske scène zich af ?

Wel, in de monding van de Rhône, 2600 jaar geleden, toen de Helleense zeevaarder-ontdekkingsreiziger-pionnier Protis ("prototype") hier aan wal ging en er Gyptis, een Keltische prinses, ontmoette, huwde, en willens en wetens het anker uitwierp van wat uit zou groeien tot de westerse beschaving, met als eerste wieg en fundament het antieke Massilia.


Zo ligt het feit : Europa steunt direkt op een historische love-story tussen een buitenlandse aventurier en een inlandse prinses, een westerse vertaling van het eeuwige Boek der liefde. Zo is Europa aangevangen, en zo zal zij nooit ten onder gaan.


Massilia, Marseille, betekent in oudgrieks "dààr waar het goed is het anker te laten vallen". Hier smelten Mar (zee) en Soleil (zon) samen in de naam Mar-Seille. Daarom dan ook : mocht de Europese elite de herinnering aan de ware toedracht van haar geboorte verliezen dan kan zij nog altijd ter plekke te rade gaan, - immers, volgens het Principe van eeuwigheid, haar wortels staan los van tijd of plaats en zijn altijd oproepbaar, ja zuchten en smeken niet anders om geaktiveerd te worden ! De bron wil opnieuw wellen, schalen vullen...



Hij : 'n gepassioneerde Helleen, veroveraar, ziet haar verbluft, ongelovig aan. Zij : een beetje beduusd, perpleks ook, ineens zo veilig en wel in zijn enorme oneindige handen ! Schot in de roos.


Gisteren gebeurd, hier, in de monding van het zuiderlijke broertje van de Rhijn de Rhône, onder zoele zon en dronken meeuwen op de witte rotsen bij natte, rimpelende smaragden... de heilige code in praktijk gebracht... kiem van wat het Westen zou worden... geheim integraal doorgegeven, fideel.



Och ridders, sla toch uw palen !

Plaat 24

Universeel motief aan te treffen op tal van zowel antediluviale als postmoderne monumenten, sierraden en bouwwerken. Gedeeld door het oosten, het noorden, het westen en het zuiden.

Sanguine, stuifmeel van Turkse lelie, Oostindische inkt, Pentex, krijt en andere, geheime stoffen.

Al naar gelang het oogpunt dat men kiest wentelen de twee spiralen ofwel naar het centrale punt toe ofwel draaien ervan af -
want alles bestaat twee aan twee, het een tegenover het ander.

Het begin wil graag naar het einde snellen, en het einde wil graag een nieuw begin inluiden ; aan het eind maakt de krullijn een sprongetje - en begint er een nieuwe harmonie !

Met behulp van moeder ruim en vader tijd ontstaat er een edenische wenteltrap. Eén, immer bereid zijn zijn met een ander te delen, wordt twee geeft drie en de tienduizend dingen en wezens die er zijn. Tao glimlacht, glundert en dronken tolt maar door.

Het steuntpunt, de roede, laten wij het het punt van ???? noemen, is één maar kan alles, is onveranderlijk maar vernieuwt alles ; weten van zijn macht is de wortel van onsterfelijkheid ; zijn macht voert hij uit wanneer hij maar wil.

Het danspaar vult de omslag van een boek, een album dat open wil worden geslagen en z'n stralen nog maar amper bedwingen kan.
De plaat is zo goed en kwaad als het gaat een uitbeelding van De Nocturne Aktiviteit, van het werk noodzakelijkerwijze verricht in het nachtelijk duister, laten wij het de numineuse vorming der heerlijke helicoïden noemen, zoiets als een sacrale code, de heilige wenteltrappen die aan ons staketsel zin, zon en adem geven, diep geheim...

Och riddermannen, trommel toch uw gulden vliezen !

Plaat 25

Eén plus twee plus drie plus vier is tien. Tien - T'ien, chinees voor hemel - tien is de volheid van rond vierkant tot uiting gebracht. Hoeveel werelden wentelen er niet om de amazone en het rijdier heen ? Talloze.Sanguine, Pentex, brooddeeggum, stuifmeel van Turkse lelie, Oostindische inkt, krijt en andere, geheime stoffen.

De man een drietand in de hand, onstuitbaar opent hij een nieuw ruim, begeleidt zijn Dulcinea ? vamp ? Muse ? Waar snellen zij heen ? Wie of wat spoort hen aan ? Voert hun galop op ?

Een boek dat slechts van het oosten naar het westen kan worden opengeslagen als het schrift Israël's biedt hen een nieuwe wijdte aan, en smetteloze elementen dragen en stuwen de twee voort.

Of ontspringen de elementen juist uit hen beiden ?

Gewiegd door lange golven van verre en diep gekomen wacht heil op zijn uur van vuur, leeft al in ons, vecht in ons voor ons, danst reeds in de straten zijn droom uit, vrucht van Adam en Madame.

Wat Adam was zijn wij ook en wat Vrouwe Eva is zijn wij ook, identiek van gesteltenis, gemoed en geest, eenzelfde edenisch geslacht... Ach, de sterren wachten op ons, hun geslacht, gewrochten en bestemming hangen immers van ons af.

De twee draven door Eden, die Tuinen van geluk zonder leed, stralen hun droom onweerstaanbaar om hen heen uit - en niemand die hen kan tegenhouden !

Och riddermannen, ruiter toch uw rossen !

Plaat 26 en 27

Phoinix stelletje.

links onder het mannetje, leeg, licht, geest ;
rechts boven het vrouwtje, vol, donker, stof

Beiden leiden zij het bruidspaar naar de Tuinen van Onsterfelijkheid.
Kijken elkaar heftig aan die twee sijsjes op hun speciale divan !

...Of zijn het de cherubijnen die aan beide uiteinden van de Arke des Verbonds staan, de een tegenover de ander, in de allerheiligste der tenten ? Is ook goed.

De vanzelfsprekendheid van hun onsterfelijkheid...

Het bonte vogelechtpaar, ook wel de vogel van Tao genoemd, verschijnt ieder vijfhonderd jaar, aan het eind van een cyclus om er het begin van een nieuw verschiet in te luiden. Te zamen vormen zij van de cirkel het sprongetje waardoor de krullijn door kan blijven draaien zonder zichzelf weer tegen te komen.

Rond 1500, na de ontdekking van Amerika en de daaruit voortvloeiende mondialisering, barstte de moderniteit in volle hevigheid los en dook de Europese elite een spannende, onbewandelde, hoopvolle weg in.

En waar staan vandaag de Frescobaldi's, de Frangipani's, Colonna's en Ursini's, de Limburg Stierums, de Rochouarts, Rohans en Harcourts, om niet te spreken van de Oranje-Nassau's, de Windsors, de Hohenzollerns, de Habsburgers en al die andere edele Hidalgo's van onheuglijke tijden ?

Drinken zij dauw ? Vuren zij pure uren van goud ? Wapperen hun pluimen in de overwinning en klapperen hun kleuren in de vreugdewinden ? Sprokkelden zij zelf het vreugdehout voor hun eigen brandstapels ?

Heffen zij zon op ? Minnen zij maan ? Laten zij de Milcham, de gouden vogel, los ?
Och ridderbroeders, laai toch uw lichten !

Plaat 28

Opnieuw het ellenbogenkruis.
De ruimte tussen hun vier handen in vormt een hart, een gouden schild.
Sanguine, inkten, kleurpotlood, krijt. Hart van lelie.

De twee cherubijnen op de Ark van het Verbond in volle aktie. Rood de man, blauw de vrouw - rood 't orienterend vuur, blauw het ontvangend water. Vuur brengt water voort volgens de goede volgorde : het niet-punt van ? ? ? ? bevrijdt ether bevrijdt lucht bevrijdt vuur bevrijdt water bevrijd aarde bevrijdt de tienduizend en meer dingen en wezens die er zijn, waren of zijn zullen.

De dans der twee om het oerpunt heen veroorzaakt 't eindvierkant, eeuwig juiste beweging. Uitbeelding, zo goed en kwaad als het gaat, van de gespannen veer der amoureuse wil, de wil die niet meer alleen wil zijn maar zijn zijn delen wil met een ander. Is het niet spannender, wijdser, totaler met z'n tweeën te zijn ?


Eén wil twéé zijn om nog meer van het zijn de bekers en de schalen te legen, te vullen, te legen en weer te vullen... het alleen-zijn, daar weet-ie alles al van af, och kent-ie als z'n broekzak, hoeft niemand hem nog wat van te leren...


Eén zijn, ok, prima allemaal, maar twee-zijn is beslist opwindender. Wat is de tweede immers anders dan de spiegel van je eigen ziel ...maar dan o zo heerlijk anders ! Met z'n tweeën kun je in het uur van noen nog rollebollen in de duinen, af en toe een beetje ruziën om de atmosfeer gezond op peil te houden, je zaad uitzingen en je ei leggen, woorden wisselen i.p.v. met een boekske in 'n hoekske te kniezen, kun je tenminste nog vlaggen hijsen, odes schrijven, over de sterren heen springen, spuwende draken temmen, o ! zachte zijden strelen ! Bloemen schikken in een vaas van rozen en lelies met lotussen ertussen.


Welke vaas ?


Maar de vaas die de permanent aktieve aardse en hemelse invloeden opvangt en vasthoudt, de bron, de navel die Amen heet en basta cosi.


De twee cherubijnen glimlachen in de Tent der Getuigenis, en Tao ook, samen met Amen scheren zij op de gouden vogel door 't zwerk van stilte.


Pen houdt hier stil.



Plaat 29

Vier rechthoeken vormen een rombus, kelk, vaas, beker voor de tienduizend en meer hemelse en aardse invloeden die er zijn.

Figuur dikwijls te zien op dakens, muren en vloeren van kerken en paleizen. Het dynamische, op 'n hoek zich balancerend vierkant drukt zo goed en kwaad als het gaat het opvangen van de rosata uit, van de dauw, het manna, het pneumatisch sperma, vastgehouden en vorm gegeven met behulp van ether, lucht, vuur, water en aarde door de ruit, door de vulve.
Naar volle waarschijnlijkheid wist de mens van weleer dit teken zonder verwarring in zijn bestaan te duiden en inhoud te geven. Zijn postume bestemming immers lag - en nog steeds ligt - op dat éne, ondeelbare punt van ???? vast.

Rond : onzichtbaar, raadselachtig. Vierkant : vervlezing van het amoureuse verlangen zich te delen. Spiraal : feniks-sprong

Rond, Vierkant en Spiraal smeden ons bestaan in De Nachtelijke Aktiviteit.

Ons bestaan ? Een gigantische dubbelspiraal die zich wentelend en jubelend in nog wijdsere helicoïden trefzeker een weg baant naar de stip van waaruit zij is opgekomen - puissante dans, puissant gebeuren...

Verrassingen... duizelingen... bedwelmingen... onze door de Voorzienigheid gezonden rol in het hele gebeuren... openbaringen... herenigingen... spiralen waarvan wij dachten dat zij niet meer wentelen stuwen ons voort... spreken tot ons... een geweldig groot leger... een geruis... zie, een beweging, en de beenderen voegen zich aaneen zoals zij bij elkander behoren... kom van de vier windstreken, o geest, en blaas zodat zij herleven !

Och riddermannen en riddervrouwen, laat uw kelken toch klinken !

Plaat 30

Gaan we nog een stap verder. De rombus van de vorige plaat gedeeld in twee driehoeken. De ene driehoek weerspiegelt de andere ; rood daalt van boven, blauw welt van onderen op. Midden tussen hen in bevindt zich het uur van noen, het vuur van min, de middenzuil.
Het is het mensenkind dat aan hemel en aarde hun zin verleent. Zou de mens er niet zijn, noch aarde's noch hemel's hart zouden willen kloppen...
Hé mens ! Mens-zijn is de spil zijn die hemel en aarde met elkaar verbindt - de ganse schepping geschiedt via het mensenkind... Iedereen herbergt in zijn merg de twee polen en geeft er gestalte aan, of die persoon zich daar zich wel of niet bewust van is.


In deze zaken is het zoals toen Mozes in de woestijn, staande op een heuveltop, de staf God's in zijn hand, strijd leverde tegen een schare verdelgers van Israël's dochters en zonen : wanneer hij zijn hand ophief had Israël de overhand, maar wanneer hij zijn hand liet zakken, had Amalek de overhand.

De staf God's : wie durft hier te doen alsof hij het niet begrijpt ?

Zo zijn wij allen het verlengde van aarde's en hemel's vreugdewentelingen, hun pontifex regulator en heerlijke bemiddelaar ; allen zijn wij uitgerust met een edenisch schild, een omhoog geheven schild dat elke aanval probleemloos weet te weren en uitgerust is met een aangeboren virtuositeit alle pijlen en bijlen bij voorbaat de moed te ontnemen hun vijandige vlucht te ondernemen...

Ieder mens is een wens van de hemel en de aarde zich innig juichend uit te drukken. Tienduizend en meer zonnen zinderen en schitteren in ons. En wat zijn wij anders dan het verlangen van ???? met ons te dansen ?
Op dat schild te vertrouwen bewaart van grauwen, gruwen en rouwen.

Och riddervrouwen en mannen, keel toch uw amalakieten !

Plaat 31

Hier zijn wij beland in het hartje van het geheim.
De ontmoeting van wat van boven komt met wat van onder opwelt - het schild van David en zijn zoon Salomon, van Michaël en Marcel, van George, Shiva, Pythagore en al de anderen die het begrepen hebben. "God's zegel op de sterren". Geen pijl die hier doordringen kan, en zeker niet de schichten van de dood. Deze zegel tatoeëren is zichzelf onkwestbaarheid gunnen, de taal der vogels verstaan, over de wateren lopen, overwinnaar worden.
Toen sprak Vader Zon tot Moeder Maan : " en ik zal zoete baren woelen... weldoensters... zullen alle spelonken binnendringen... een vloed zwoel zomerwater... die maar stroomt en stroomt... meesleept... trotse wolken glijden door azuur... een explosieve smaak van sereniteit... isolerend... beschermend... die men niet meer verlaten kan... zonder een gevoel van... oneindige... verscheuring".

Och riddervrouwen en riddermannen, spuit toch uw spiralen !

Plaat 32

Een rode en een blauwe krullijn wentelen om ???? heen en komen elkander telkens weer anders tegen : 's mans stormachtigheid getemperd door de maat van de vrouw. Let erop hoe de edenische dubbelspiralen overgaan in de hoeken van Salomon's zegel en omgekeerd.Of zien we hier een chinese nieuwjaar's lampion met draken en drakinnen erop geschilderd ? ...Is ook goed.

Laten we het hier al meer gebruikte woord Eden onder de loep nemen. O riddermannen en vrouwen, tarasquen en waternimfen, griffioenen en zeemeerminnen, spits hier tot 't uiterste uw oren !

In EDeN schuilt ADoNaï, dat allerheiligste hebreeuwse woord voor ???? - woord met beven en vrezen door pen hier nedergeschreven...
Wie hoort niet reeds in ADoNaï ADaM fluisteren ?

In ADaM - ADoNis, "De Heer Adam", wordt de M-klank (yang) verenigd met de N-klank (yin) en scheppen zij zo ieder's aMeN, ieder's onvervreemdbare en onnavolgbare, heerlijke persoonlijke levenscode.

Het DNA van ADaM en van zijn mADaMe, o ridderbroeders en riddervrouwen, ons DNA is niets anders dan de ADeM van ADoNaï in de hof van EDeN.

DNA = ADeM van ADoNaï = ADaM in EDeN : een kind kan de was doen.

Hoe meer deze formule begrepen en eigen gemaakt wordt hoe plezanter de dagen zich ontrollen. Daarop te vertrouwen zal nooit berouwen - en zijn wij niet inderdaad ???? 's letterlijke adem, ziel en vrucht, bloed en zucht, vaas, boek, graal, kracht, pracht ? Wie zou hier anders willen beweren ?

Och ridders, ontsteek toch uw sterren !

Plaat 33

En ik bevond mij in een sneeuwlandschap
een dorp in de bergen
met een fontein
schoon en verstard als een koningin

geen mens viel er te ontdekken
maar heel diep in de fontein
plotseling twee tere en warme bronnen
begonnen te stromen te stromen
die verstarde wereld te verwarmen

als een boordevolle beker
liep de fontein over
en nog steeds niemand, rondom

het enige leven
waarvan ik wist dat het het leven was
was de vereniging van die twee bronnen
zo koppig, zo teer en warm
die overliepen
om zich een weg te banen
steeds wijder
naar het bevroren meer

Plaat 34

Frekwent gebeeldhouwd motief in kruisbogen van gothische godshuizen, geweven in de vaandels van chinese keizers en overwinnaars, ook goed hoorbaar in de gezangen van matrozen en walvissen.
Zals de Yang niet zijn kan zonder de Yin (en omgekeerd) zo kan zonder vierkant rond z'n lied niet vierkant uitzingen. Revolutionnaire tinten tekenen Tao's thallus, één blije grijns rolt van oosten naar westen en weer terug. De aardebol met de nieuwe mensen ?

Ja natuurlijk, op weg gaan... een tijd op gang brengen grootser dan de toekomst... waar driedubbel verschiet zich voortdurend voorbij streeft en zich verduizendvoudigt... een vredesoceaan... zonder oevers... edenische bonte ringen... rondedans van meteoren... los wrikken... wat ? de eeuwigheid... de grote uittocht organiseren... inexorabele exodus... naar het superleven... vlies doorboren... van geheimzinnig aeon... is onder handbereik van iedereen.

Och riddermannen en vrouwen, eenhoornen en tritons, blaas toch in uw hoornen en uw schelpen !

Plaat 35

Het nieuwe Jerusalem.
rond
in vierhoek
in gekanteld vierkant
in kwadraat


De driedubbele omheining, antiek symbool voor wat ons te wachten staat, alleluia. Aan te treffen op paleiselijke vloeren en druïdische monumenten.
Het binnenrond : volstrekt onuitbeeldbaar, geen woord, geen zijn, geen kleur, geen vorm, het punt van Amen en van Minne, ???? 's fontein, ineffabel, mysterieus, numineus, lumineus, onbeschrijflijk.

Kwadraat hangt in wit-grijs, kleur der Opstanding.
Opstanding ?
Maar van de nieuwe mensen...

Het aards paradijs was rond, het hemelse zal vierkant zijn. Klaar ! De weg is afgelegd... de zaden kunnen nu ontkiemen... 't nieuwe verschiet breekt door... en doorwoelt de vier windstreken... doorspoelt de verenigde wateren.

De stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want ???? 's heerlijkheid verlicht haar.

Het hemelse Jerusalem, visoen, heden, Eden ! reeds door de Kelten in de stenen van hun heiligdommen gehakt en waar de verstandigsten onder hen zich al volkomen in uitleefden.

Wanneer je dus
morgen
in het midden van de wereld staat
zul je
al knielend
een grote stilte
van extase
ontvangen
het ongehoorde kondigt zich aan
het uur van noen
de feeërie kan starten
de nacht is voorbij
het oude is vervlogen
wanneer je dus
morgen
het midden van de wereld
beet hebt in je handen

Och riddervrouwen en riddermannen, gesp toch uw sporen !

Plaat 36

De meesters van de overwinning op honey-moon reis. Een forse steen in haar linker oorlel. Ze ziet hem opgetogen aan. Hij : cool, dobberend, zijn luister komt uit hemzelf op. Néé, geen riddergedoe, geen helmen, wapens, banieren of andere heroïek... rustig op zichzelf... heeft, op haar na, niets meer nodig. En ik zie niets als ik haar niet zie schiet hem met een glimlach te binnen.

De wateren van onderen en de wateren van boven ondersteunen hen. Op de kant die geen kant meer is kwinkeleren een paar feniksen. Een wit jacht wacht, paraat. Waar hebben zij het over ? Vertelt zij wat er door haar heen ging toen hij de overwinningsring om haar vinger schoof en zij heel duidelijk, in een flits, het hele firmament haar hoorde toelachen en de aardediepten hoorde grommen van genoegen ? Maar hoe kun je zoiets nou toch in woorden uitdrukken ?

Hij luistert, zo gelukkig, een jeroboam fles champagne onder handbereik, de eeuwige heerlijkheid direkt voor zich, voorbij de tijd.
Wat heeft hij nog nodig ? Op haar na niets... zon, zee en lucht, dauw - 't vuur brengt-ie zelf wel in. Heenwaarts en derwaarts lelies, rozen, tulpen, vergeetmenietjes, meidoorns met minzatte merels en merletten eronder. Morgen is een andere dag.

Pentex, was, inkten, oliepastel, krijt.